1L5 VEILIGHEID EN MILIEUBESCHERMING OP DE ARBEIDSPLAATS  (niveau 2)

Dit hoofdstuk is onderverdeeld in:

  1. Veilige werkmethoden m.i.v. de te nemen voorzorgen bij werken met elektriciteit, gassen (vooral zuurstof), oliën en chemicaliën
  2. Etikettering, opslag en verwijdering van materialen die een gevaar vormen voor de veiligheid en het milieu
  3. Herstelactie in geval van brand of een ander ongeval met een van voornoemde risico's, inclusief de kennis van blusmiddelen

elk werk.

 

1. VEILIGE WERKMETHODEN M.I.V. DE TE NEMEN VOORZORGEN BIJ WERKEN MET ELEKTRICITEIT, GASSEN (VOORAL ZUURSTOF), OLIËN EN CHEMICALIËN

Bij de ingang van de werkplaats van de Friese Aero Club hangt dit affiche. Dit geeft de kern aan van dit hele hoofdstuk. Elk werk kan veilig worden uitgevoerd wanneer je het op de juiste manier verricht. Bij de aanvang van de werkzaamheden in de werkplaats voor het winteronderhoud, krijg je voorlichting over veilig en gezond werken in deze ruimten.. 

Wanneer je de werkplaats binnenloopt en het licht aandoet dan treedt de afzuiging in werking. Wanneer je met een aantal leden bezig bent om een zweefvliegtuig in de was te zetten dan is het verstandig om ook de deuren open te zetten en voor doorstroming van verse lucht te zorgen.  In de werkplaats zie je dozen met ruim voldoende plastic handschoenen in verschillende maten. Die liggen daar om te worden gebruikt. Ze houden je handen schoon bij verven, plamuren en het werken met bijvoorbeeld epoxy en beschermen je huid als je bijvoorbeeld met aceton, thinner of een andere giftige stof bezig bent. Er liggen luchtmaskers die je gebruikt om te voorkomen dat je bij bijvoorbeeld het schuren stof binnen krijgt. Er liggen brillen om je ogen te beschermen en verder zie je een EHBO-kast die jaarlijks wordt bijgevuld. Daarnaast spuitflesjes met water voor het geval je een bijtende stof of iets anders in het oog krijgt, daarmee kun je je oog schoon spoelen. 

Houd rekening met je eigen veiligheid: 

  • Werk niet alleen in de hangaar of de werkplaats. Mocht er iets gebeuren dan kan niemand je helpen.
  • Het gebruik van een takel om bijvoorbeeld een romp op te tillen is toegestaan als deze takel recent gekeurd is. 

WERK IN UITVOERING

In ML.A.402 staat onder welke voorwaarden er onderhoud aan zweefvliegtuigen mag worden gedaan. Daar staat: 

  1. Wie onderhoud uitvoert moet daarvoor bevoegd zijn. Technici, eigenaren en mede-eigenaren (clubleden) mogen onderhoud aan vliegtuigen uitvoeren. Wat ze wel en niet mogen staat in Part ML (zie: Part ML). POM-onderhoud (eigenaarsonderhoud) mag verricht worden door zweefvliegers met eeen SPL. Zij mogen zelfstandig veel klussen uitvoeren en daarna het vliegtuig ook vrijgeven voor gebruik. Iedereen die sleutelt aan zweefvliegtuigen is verantwoordelijk voor datgene waar hij mee bezig is. Wanneer je bijvoorbeeld een nieuwe binnenband geplaatst hebt, dan moet je daarvoor tekenen.  Dus aftekenen in het vliegtuiglogboek met naam en brevetnummer. Voor de clubkisten geldt dat het bestuur een lijst bijhoudt van de leden die POM-onderhoud mogen verrichten. Op die lijst staan de brevethouders die volgens het bestuur dit onderhoud uit mogen voeren met hun paraaf en brevetnummer. 
  2. De werkplaats dient schoon en ordelijk te zijn. In een opgeruimde werkplaats kun je geordend werken. De werkbank is leeg en het gereedschap ligt op de juiste plaats. In zo'n werkplaats is het plezierig werken. Wanneer iedereen die gereedschap gebruikt heeft dat weer op de juiste plaats terug legt, dan bespaart dat de volgende, die dat stuk gereedschap nodig heeft, heel veel zoekwerk.
  3. De methoden, technieken, normen en instructies die zijn vermeld in de in ML.A.401 bedoelde onderhoudsgegevens moeten gebruikt worden. Bij het winteronderhoud werken we met Werkplaats-Instructielijsten. Elk zweefvliegtuig heeft zijn eigen werkplaats-instructielijst. Die zijn opgesteld aan de hand van het Wartungshandbuch van dat zweefvliegtuig. 
  4. De gereedschappen, uitrusting en het materiaal die zijn vermeld in de onderhoudsgegevens waarnaar wordt verwezen in ML.A.401 moeten gebruikt worden. Gereedschappen en apparatuur moeten zo nodig worden gecontroleerd en geijkt volgens een officieel erkende norm;
  5. Zorg ervoor dat alle uitgevoerde onderhoud goed geregis­treerd en gedocumenteerd wordt. Heb je bij het winteronderhoud een onderdeel van de inspectie of het onderhoud verricht dan plaats je een paraaf op de lijst. Iedereen kan dan direct zien wat gedaan is en nog moet gebeuren. De technicus bewaart een kopie van de afgevinkte lijst van het winteronderhoud, de 100 uurs- of jaarinspectie voorzien van handtekeningen en ook een kopie van het vrijgave certificaat. 
  6. Alle werkzaamheden die door personeel onder toezicht wordt verricht, wordt door een bevoegd persoon gecontroleerd en afgetekend. Ben je ingedeeld bij het winteronderhoud en heb je nog geen SPL dan werk je onder toezicht van een technicus of ploegleider voor het vliegtuig waar je bij bent ingedeeld. De ploegleider of technicus tekeken dit werk af. 

 Aan het eind van de dag:

  • Ruim alles weer even op.  Gereedschap op de juiste plek. Kjik ook even of er iets ontbreekt en zoek dat op zodat de gereedschapskar weer helemaal compleet is. Zet wasbenzine en de andere gebruikte vloeistoffen weer in de juiste kast en ruim de werkbank zoveel mogelijk op.
  • Zet de verwarming laag. Stekkers zoveel mogelijk uit het stopcontact, dat verkleint de kans op brand. 
  • Alle gebruikte apparaten graag op de juiste plek in de kast terug leggen.

2. ETIKETTERING, OPSLAG EN VERWIJDERING VAN MATERIALEN DIE EEN GEVAAR VORMEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET MILIEU

  • In de werkplaats liggen alleen onderdelen en materialen die gebruikt kunnen worden voor het onderhoud van zweefvliegtuigen. Alles wat daar niets mee te maken heeft wordt buiten de werkplaats bewaard of verwijderd. Afgewerkte olie kun je bij de milieustort van de gemeente kwijt. Onderdelen die niet meer gebruikt kunnen worden en nog wel in de werkplaats aanwezig zijn moeten duidelijk voorzien zijn van een NIET GEBRUIKEN STICKER.
  • Epoxy, vliegtuiglak e.d. voorzien we duidelijk van een datum van aanschaf zodat het niet gebruikt wordt als het te oud is.
  • Stop geen vochtige poetsdoeken die bijvoorbeeld poetsmiddel, alcohol, thinner, aceton e.d. bevatten direct na gebruik in een afvalbak. Dan bestaat de kans dat ze gaan broeien en ontvlammen. Laat ze eerst uitdampen. De gebruikte in- en uitpoetsdoeken horen aan het eind van de dag in de speciale bakken voor poetsdoeken te worden gedaan. 
  • Zet ontvlambare stoffen in de milieukast met afzuiging. Zet ze in een plastic bak. Mocht een fles bijvoorbeeld lekken dan loopt de vloeistof daarin. De plastic bak staaat op een rooster. Zet zo'n bak zo op dat rooster dat mocht die bak lekken dat de vloeistof dan in de opvangbak onder in de kast loopt. 
  • Spuitbussen, wasbenzine, aceton en bijvoorbeeld thinner horen in deze kast. Verf en de plastic flessen met het poetsmiddel zijn geen vluchtige stoffen en deze horen niet in deze kast thuis maar in een andere kast.
  • De kast beschikt over constante afzuiging. Mocht die niet werken geef dat door zodat daar iets aan gedaan kan worden.
  • Aan de binnenkant van de deur hangt een lijst van welke stoffen in de kast aanwezig zijn.
  • In de kast hangen kaarten met eigenschappen van de verschillende vluchtige stoffen en wat je moet doen om letsel te voorkomen.
  • Bekijk ook eens welke gevaren symbolen er op staan.

bijtendestof 353x400.jpg

Bijtende stoffen

explosief 353x400.jpg

Explosieve stoffen

gevaarlijkvoormilieu 400x353.jpg

Milieugevaarlijke stoffen

giftig 353x400.jpg

Giftige stoffen

oxyderend 353x400.jpg

Oxyderend (er komt zuurstof vrij) Brandbevorderend

gevaren symbolen

 

 

3. HERSTELACTIE IN GEVAL VAN BRAND OF EEN ANDER ONGEVAL MET EEN VAN VOORNOEMDE RISICO'S, INCLUSIEF DE KENNIS VAN BLUSMIDDELEN

  • Iedereen houdt er bij het werken in de hangar en in de werkplaats natuurlijk rekening mee dat brandgevaar tot een minimum wordt beperkt.
  • Bij het werken met brandgevaarlijke stoffen, bij het lassen of het werken met een brander, moet altijd een brandblusser binnen handbereik zijn.
  • In de hangaaar hangen een aantal brandblussers. Die worden jaarlijks door de brandweer gecontroleerd. Onthoud waar ze hangen en lees een keer de opschriften en hoe je de brandblusser kunt bedienen.
  • Onthoud waar in de werkplaats en hangaar uitgangen en vluchtwegen naar buiten zijn. Dit staat ook aangegeven. Zorg ervoor dat de vluchtweg aan de zijkant van de hangaar altijd obstakel vrij is. Als de stroom bij brand uitvalt moet je daar snel naar buiten kunnen komen. 
  • Op de zijkant van de startkar in de hangaar staat het calamiteitenplan van de vliegclub. Hopelijk hebben we dat plan nooit nodig maar in geval van een ongeluk in de werkplaats gebruiken we dit plan. 

 Voor het ontstaan van brand zijn drie dingen nodig:

  1. een brandbare stof
  2. zuurstof
  3. een bepaalde ontstekingstemperatuur.

Brandbestrijding houdt in dat je één van deze drie factoren wegneemt. Blussen met water verlaagt de temperatuur waardoor de ontstekingstemperatuur niet meer berijkt wordt. Een schuimblusser en een branddeken zorgen ervoor dat er geen zuurstof meer bij kan komen. 

Voor het bestrijden van brand gelden verschillende methoden. Een elektirsch apparaat dat nog onder spanning staat of brand in een meterkast mag nooit met water worden geblust want water geleidt en daardoor kom je onder stroom te staan. 

Bij brand;

  1. Zorg allereerst voor je eigen veiligheid. Bij brand ontstaat rookontwikkeling. Rook is giftig en het inademen van hete rook heeft verbranding van de luchtwegen tot gevolg. Bij brand komt, vooral bij het begin van de brand, koolmonoxide vrij. Koolmonoxide is reukloos, onzichtbaar en leidt na enige tijd tot verstikking. 
  2. Alleen het begin van een brand, bijvoorbeeld brand ontstaan in een afvalbak, kun je zelf proberen te blussen. Is de brand geblust controleer dan of de brand echt uit is of nog nasmeult.
  3. Heeft de brand zich al uitgebreid van de plaats waar hij ontstaan is, ga dan niet zelf blussen meer bel 112 en de brandweer op het veld. 
  4. Mocht er iemand in de ruimte aanwezig zijn waar de brand zich bevindt, dan kun je alleen naar binnen als er géén rook is en je de ruimte volledig kunt overzien. Is dat niet het geval meldt dan de brandweer dat er iemand binnen aanwezig is. 

 Literatuur:

  • Basisopleiding Bedrijfshulpverlener. NIBVH ISBN-10: 90-76966.59-1