4. Les 24 - ONGEWONE VLIEGSTANDEN, SPIRAALDUIK EN TOLVLUCHT
 
Het doel van deze oefeningen is:
  1. Door geregeld te oefenen een paniekreactie voorkomen;
  2. Symptomen van deze vliegtoestanden goed leren herkennen;
  3. Direct herstellen met minimaal hoogteverlies.
Deze les kan de eerste keer zijn dat je te maken krijgt met een vliegtuig in ongewone vliegstanden en met
abnormale G-krachten. De manoeuvres in deze oefening kunnen in het begin ongemakkelijk en desoriënterend aanvoelen. Wanneer een tolvlucht of een spiraalduik je per ongeluk overkomt, kan dat tot paniek leiden waardoor je niet de juiste handelingen verricht. Met kennis, training en oefening kun je deze menselijke reacties echter de baas worden, zodat je op de juiste manier herstelt. Waarschijnlijk leidt geregeld oefenen ertoe dat je deze manoeuvres zelfs plezierig gaat vinden - veel piloten vinden dat. Het belangrijkste is:
 
'Deze oefeningen helpen om niet in situaties te komen waarbij je deze vaardigheden nodig hebt!'
 
 
SPIRAALDUIK
  1. Met stuurknuppel en richtingsroer gecoördineerd rechtrollen;
  2. De snelheid er (voorzichtig) uittrekken;
Een spiraalduik is een zeer steile bocht met een hoge en toenemende snelheid.  Het is een niet-overtrokken vliegtoestand (het vliegtuig blijft tijdens een spiraalduik volledig bestuurbaar). De snelheid is veel hoger dan bij de tolvlucht. Een spiraalduik kan ontstaan als je bij het inzetten van een bocht niet of te laat aan de stuurknuppel trekt om de neus op de horizon te houden. De snelheid loopt dan op. Als je steil draait en de snelheid vermindert niet meer door aan de stuurknuppel te trekken, zit je in een spiraalduik. Normaal trek je met de stuurknuppel de neus weer op de horizon, waardoor de snelheid afneemt, maar in dit geval heeft dat slechts tot gevolg dat de straal van de cirkel kleiner wordt, de snelheid oploopt en de G-krachten toenemen. Je moet dan op de juiste manier reageren om te grote krachten op het vliegtuig te voorkomen. 
 
 
HERSTEL SPIRAALDUIK
Om te herstellen uit een spiraalduik moet je de dwarshelling verminderen met rolroer en richtingsroer, zodat de rotatie stopt. Dus horizontaal rollen en de snelheid er (voorzichtig) uittrekken. Om te voorkomen dat de maximum snelheid wordt overschreden is iets harder aan de stuurknuppel trekken beter voor de structuur van het zweefvliegtuig dan het gebruik van de remkleppen. 
 
TOLVLUCHT
  1. Eerst vol voeten tegen;
  2. Vervolgens de stuurknuppel rechtstandig naar voren tot neutraalstand;
  3. Zodra het draaien stopt, voeten neutraal en voorzichtig uit de duikvlucht optrekken.
Een tolvlucht (ook wel vrille genoemd) ontstaat uit een overtrokken vliegstand waarbij het zweefvliegtuig over één vleugel wegvalt. Je gaat vrij abrupt over in een verticale schroefvormige baan, waarbij het vliegtuig om z’n as draaiend als een kurkentrekker naar beneden gaat. Een tolvlucht veroorzaakt veel hoogteverlies. De eerste keer dat je zo’n tolvlucht meemaakt, krijg je een vervelend gevoel en verlies je gemakkelijk het overzicht. Maar na een aantal keren begrijp je precies wat er gebeurt en maakt paniek plaats voor bewust handelen.
 
 
Een tolvlucht kan ontstaan wanneer je te langzaam vliegt, tegen de overtreksnelheid aan en met te veel voetenstuur een plotselinge gier-(draai)beweging wordt gemaakt. De binnenvleugel is tijdens de tolvlucht overtrokken maar de buitenvleugel niet wat een continue draaibeweging instand houdt. Het richtingsroer is nog volledig werkzaam.
Een gevaarlijke situatie kan ontstaan door een te langzaam gevlogen bocht op lage hoogte naar final, waarbij veel richtingsroer en uit angst voor de grond, te weinig helling wordt gegeven. 
De meeste zweefvliegtuigen zijn moeilijk in een tolvlucht te krijgen en herstellen al zodra de roeren in de neutraalstand worden gebracht.
 
VEILIGHEIDSPROCEDURE
Eerst doen we de veiligheidsprocedure, binnen en buiten het zweefvliegtuig.
  1. Binnen: geen losse voorwerpen, riemen goed vast, kleppen gelocked en de trim op normale snelheid.
  2. Buiten: zorgen dat je voldoende hoogte hebt, een linker- en rechterbocht maken om te zien of er geen andere vliegtuigen onder je zijn en niet boven publiek of de bebouwde kom.
 
IN EEN TOLVLUCHT BRENGEN
Om te wennen aan het wegvallen van het vliegtuig, maken we eerst een paar steile ‘overtrekken’ (met hoge neusstand). De tolvlucht beoefenen we alleen bij voldoende hoogte. Eén volledige draai kost circa 80 m hoogte en vervolgens moet nog uit de tolvlucht opgetrokken worden.
 
Uiterlijk op zo’n 450 m hoogte moet het zweefvliegtuig uit de tolvlucht zijn en weer in de normale vliegstand vliegen. 
 
 
Om een zweefvliegtuig in een tolvlucht te krijgen:
  1. Ga je steeds langzamer vliegen;
  2. Vlak voor de overtrek zet je met vol voeten een bocht in, terwijl je de vleugel met het rolroer horizontaal probeert te houden (een schuivende bocht). Het draadje wijst nu naar de binnenste (achterste) vleugel.
  3. Zodra deze binnenste vleugel wegzakt, doe je het rolroer volledig ‘tegen’ (proberen om de wegzakkende vleugel weer horizontaal te trekken). Het nu naar beneden geslagen rolroer veroorzaakt een volledige overtrek (losgelaten stroming) van deze vleugel. De vleugel was al aan de wortel overtrokken, nu overtrekt de tip ook..
  4. De vleugel valt weg en de weerstand van deze vleugel neemt toe, waardoor de draaiing begint. 
  5. De neus wijst steil naar beneden en de grond lijkt onder de neus te draaien. Je krijgt het gevoel ongeremd draaiend omlaag te vallen. Bij voldoende hoogte is deze situatie ongevaarlijk en goed te beëindigen.
 
UIT EEN TOLVLUCHT HALEN
Om een tolvlucht te beëindigen gebruik je het richtingsroer. Je bent geneigd om met de ‘stuurknuppel tegen’ de lage vleugel weer horizontaal te krijgen, maar dit werkt averechts, omdat de luchtstroming over een groot gedeelte van deze vleugel losgelaten is en een naar beneden uitgeslagen rolroer nog meer invalshoekvergrotend werkt.

Een tolvlucht beëindig je als volgt:
  1. Richtingsroer tegen de draairichting in volledig intrappen;
  2. De stuurknuppel rechtstandig naar voren tot neutraalstand. Doe dit bewust. Een veelgemaakte fout is om de stuurknuppel te weinig naar voren te bewegen, omdat de neus van het vliegtuig al naar beneden wijst;;
  3. Zodra het draaien stopt het richtingsroer neutraal zetten en langzaam uit de duikvlucht optrekken.
N.B. Dit is de standaardmethode om een tolvlucht te beëindigen. De tolvluchteigenschappen van sommige zweefvliegtuigen en de manier waarop je de tolvlucht inzet en beëindigt, kunnen verschillen. Lees, voor je de oefening tolvlucht in een voor jou onbekend zweefvliegtuig doet, altijd eerst zorgvuldig wat daarover in het vlieghandboek van het vliegtuig staat.
 
 
SAMENGEVAT
  • De belangrijkste verschillen tussen een tolvlucht en een spiraalduik zijn dat bij een tolvlucht de G-krachten niet hoog zijn en de rolroeren niet effectief, terwijl bij een spiraalduik de G-krachten hoog zijn en de roeren heel effectief.
  • Door zowel de overtrek, tolvlucht als spiraalduik regelmatig te oefenen, voorkom je dat het je onverwachts overkomt. omdat je de eerste symptomen goed leert herkennen, ben je in staat om vrijwel instinctief dergelijke ongewone vliegstanden te beëindigen.