4.19 VELDKEUZE EN BUITENLANDEN

  • Begin ruim van tevoren met het kiezen van een geschikt veld
  • Kies een landingsveld in de windrichting en voldoende lang
  • Beoordeel het veld op vrije inzweef en aanwezige obstakels
  • Vlieg een keer om het gekozen veld heen
  • Vergeet niet om de landingschecklist af te werken
  • Land bij een heuvelachtig veld tegen de helling op
  • Vertrouw niet meer op je hoogtemeter 
  • Houd je aan de 'zeven-vijf-drie-regel'

Meestal eindigt een overland met een landing op het eigen of een ander zweefvliegveld. Bekijk vanuit de lucht hoe het circuit gevlogen wordt en vraag via de radio om landingsinformatie.

Wanneer je onderweg geen nieuwe thermiek kunt vinden, dan bestaat de kans dat je buiten een officieel vliegveld moet landen. We noemen het landen buiten het vliegveld "buitenlanden". Gelukkig zijn er onderweg meestal veel velden waar je voor een veilige buitenlanding uit kunt kiezen.

De meeste buitenlandingen verlopen goed, maar toch is het bij elke buitenlanding noodzakelijk die met de uiterste concentratie en zo serieus mogelijk uit te voeren. Bij die enkele keer dat een buitenlanding met een overlandkraak eindigde is er meestal sprake van een te late en daardoor slechte veldkeuze en het verwaarlozen van het circuit.

In deze les ga je met jouw instructeur verschillende mogelijke buitenlandingsvelden vanuit de lucht bekijken. Ruim voordat je op circuithoogte aankomt, moet je minimaal twee of drie landingsopties hebben gekozen. Als je de mogelijkheid hebt om deze oefening in de motorzwever te doen, dan kun je dit combineren met de les over navigatie.

Een landing buiten het vliegveld kan stressvol zijn, vooral de eerste keer. Probeer kalm te blijven; concentreer je allereerst op het vliegen met voldoende snelheid. Je zult zien dat een buitenlanding prima te doen is als je de tijd neemt om deze goed voor te bereiden.

VELDKEUZE
Je moet altijd weten of je in een gebied kunt landen of niet. Vooral als je onder de 700 meter boven de grond vliegt, moet je bekijken welke plaatsen geschikt zijn voor een buitenlanding. Boven een agrarisch gebied is dit eenvoudiger dan bijvoorbeeld in bergachtig terrein of bosrijke gebieden. Bij het vliegen over ongeschikt terrein heb je altijd extra hoogte nodig om een uitweg te vinden. Begin met het kiezen van geschikte velden bij het passeren van 500 meter boven de grond. Je moet de definitieve landingsbeslissing nemen als je geen nieuwe thermiek vindt en gezakt bent tot 300 meter. 

De beslissingstrechter

Beslissingstrechter
De beslissingshoogtes geven aan hoeveel speelruimte je nog hebt om thermiek te zoeken. Op de afbeelding staan de hoogtes weergegeven in een trechter. Je ziet dat de speelruimte om thermiek te zoeken naar beneden toe steeds kleiner wordt. De vorm van de trechter hangt natuurlijk af van het glijgetal van het zweefvliegtuig en de windrichting, maar de hier afgebeelde trechter geeft het principe weer.

Boven 700 m thermieken
Boven de trechter gebruik je al je aandacht om nieuwe thermiek te zoeken. Hoe lager je komt hoe meer je de aandacht moet verplaatsen van thermieken naar het zoeken van een geschikt landingsgebied.

700 m geschikt gebied
Vlieg je in het bovenste stuk van de trechter, dan zet je koers naar een gebied met mogelijke geschikte landingsvelden. Je blijft naar thermiek zoeken, maar er moeten wel geschikte landingsvelden beschikbaar zijn, dus niet meer midden boven steden blijven vliegen! In deze fase moet je vaststellen:

  • de windrichting
  • de windsterkte
  • welke geschikte landingsvelden zijn bereikbaar

500 m veldkeuze
In dit deel van de trechter is je zoekruimte naar thermiek, net zoals wanneer je op het vliegveld van de lier afkomt, beperkt. Je neemt nu eerst de volgende beslissingen:

  • landingsveld kiezen
  • het landingscircuit bepalen

300 m landingsbesluit
Vind je geen nieuwe bel en zak je naar 300 m dan neem je definitief het besluit om te landen. Je gebruikt al je aandacht om een goede landing te maken en let niet meer op mogelijke thermiek. Kies de beste van de mogelijke velden en zorg ervoor dat je dit veld niet meer uit het oog verliest. Dus:

  • landingsbesluit
  • het circuit vliegen

De hoogtes van de 'zeven-vijf-drie-regel' zijn natuurlijk niet absoluut. Boven een groot stedelijk gebied of een uitgestrekt bebost gebied met heel weinig buitenlandingsmogelijkheden zoek je eerder naar geschikte landingsvelden dan boven een gebied met allemaal pas gemaaide korenvelden.

Keuze veld in de windrichting, vrije inzweef en voldoende lang
De belangrijkste keuze bij een buitenlanding is een voldoende lang veld in de windrichting en met vrije inzweef. Een beetje zijwind is geen bezwaar, maar voorkom rugwind. De windrichting heb je op je kaart en op je vluchtplan staan. Verder kun je aan de hand van je kompas, of de zon, bepalen welke kant tegen de wind in is. Rokende schoorstenen en draaiende windmolens geven nog beter de windrichting aan. Bij het draaien boven de 300 m kun je ook, aan de manier waarop je weggezet wordt, nog eens de windrichting controleren.

buitenlanden

Een vrije inzweef is heel belangrijk. Een bomenrij of een rij telefoonpalen aan het begin van het veld zorgt er al gauw voor dat je de eerste honderd meter van het veld niet kunt gebruiken. De veldkeuze wordt natuurlijk niet bepaald door de aanwezigheid van een weg of café; je neemt het meest geschikte veld. Het ophalen duurt misschien iets langer, maar een eventuele landingsschade aan het vliegtuig herstellen nog veel langer.

De lengte van de velden is van bovenaf moeilijk te schatten. Onthoud dat hoogspanningsmasten 300 m uit elkaar staan en telefoonpalen zo'n 80 m. Heb je meerdere lange velden binnen glijbereik, dan maak je daaruit weer de beste keuze volgens de volgende voorkeurlijst:

  • gemaaide korenvelden (waar geen strobalen meer opliggen)
  • gemaaid grasland, te herkennen aan de lichtgroene kleur van het gras
  • onbeplante akkers
  • akkers met kort gewas
  • weiland (vrij van vee)
  • korenveld

Vlieg eerst een keer om het gekozen veld. Is het echt helemaal vrij van obstakels? Grasland trekt ons zweefvliegers enorm aan omdat wij altijd vanaf grasland starten en landen, maar bij een buitenlanding is een weiland niet de eerste keuze. Greppels, stenen, prikkeldraad of schrikdraad kun je vanaf zo'n 300 m hoogte niet zien. Soms zie je wel dat delen van het veld een donkerder of lichtere kleur hebben. Bij schrikdraad heeft het ene stuk land soms een andere kleur dan het stuk land dat aan de andere kant van het draad ligt. Het is echt behoorlijk schrikken als je op final op 1 m hoogte vlak voor de landing plotseling schrikdraad voor je ziet.

Bij akkers land je in de richting van de voren van het gewas. Dit is meestal de lengterichting. Hoe donkerder het gewas eruit ziet, hoe meer schaduw, hoe hoger het gewas. Maïs wordt zo'n 2 m hoog. Asperges wordt op rijen van zo'n 40 cm hoog geplant: dat is dus ook geen geschikt veld. Ook velden met zonnebloemen en wijngaarden vallen af. In augustus wordt het meeste graan gemaaid en tref je veel schitterende landingsmogelijkheden aan. Vanaf half juni tot aan het maaien van het graan moet je alleen bij uiterste noodzaak in een korenakker landen. Vang daar dan met de vleugels zo horizontaal mogelijk af op de hoogte van de toppen, met de kleppen in en houd er rekening mee dat je zeer snel stil staat.

Net zoals er geheugensteuntjes zijn voor checklists, kun je er ook één bedenken om je te helpen bij het kiezen van een geschikt veld. Bijvoorbeeld met de letters: WOLHOK

Wind Let goed op de windrichting. Kies een veld in de windrichting. Met de wind in de rug landen wordt sterk afgeraden, omdat dit tot een veel grotere landingsafstand leidt .
Oppervlak Goede landingsoppervlakken zijn: gemaaide graanvelden, stoppelvelden, grasvelden en velden met kort gewas. Probeer lange gewassen te vermijden, zoals koolzaadvelden; deze maken het erg moeilijk om de vleugels horizontaal te houden tijdens de landing en ze kunnen je zweefvliegtuig beschadigen. Een goed advies: als je door het gewas de grond kunt zien, dan is het over het algemeen oké om te landen.

Lengte

Je veld moet lang genoeg zijn voor een normale landing en een uitloop zonder te remmen. Het is het beste om een veld te kiezen dat zo lang mogelijk is. In een kort veld heb je mogelijk te weinig ruimte als je een foute inschatting maakt. Overweeg eventueel een diagonale landing, van hoek tot hoek.

Helling

Een helling kun je het beste zien vanaf de zijkant, in plaats van bovenaf. Zelfs steile hellingen zijn van bovenaf moeilijk te zien. Elke zichtbare helling naar beneden is onaanvaardbaar. Een lichte opwaartse helling is acceptabel, maar houd er rekening mee dat je een andere landingsmethode nodig hebt voor oplopend terrein. Zie les 21 voor landingen bij de heuvel op.

Obstakels 

Er zijn veel soorten obstakels om rekening mee te houden: bomen, elektriciteitskabels, gebouwen die voor turbulentie kunnen zorgen enzovoort. Als je kunt kiezen, dan is het verstandig om niet over drukke wegen of mensen te landen.  Dit kan leiden tot verkeersongevallen.

Opmerking 1: Obstakels verminderen de bruikbare veldlengte met minstens 10 keer de hoogte aan het begin van het veld.
Opmerking 2: Stroomkabels zijn vanuit de lucht bijna onzichtbaar. Let goed op de torens en palen waaraan ze zijn bevestigd.

Koeien

Net zoals je niet in de buurt van mensen wilt landen, wil je ook niet in een veld met koeien of andere dieren landen. Paarden kunnen schrikken, schapen hebben de neiging zich over een veld te verspreiden, koeien zijn nieuwsgierig en kunnen het zweefvliegtuig beschadigen.

 

HET CIRCUIT

Wanneer je het veld van bovenaf goed bekeken hebt, kies je de circuitzijde aan de lijzijde. Je moet dan opsturen met de neus naar het landingsveld. Zo houd je daar een goed zicht op. Vlieg minimaal één keer over het gekozen veld om te zien of er obstakels zijn. Richt je aandacht op het vliegen van een goed circuit en negeer mogelijke thermiek in het circuit. Je hebt besloten om te landen en door te thermieken en dan door de wind weggezet te worden, verspeel je de mogelijkheid om te landen in het veld dat je uitgekozen had. 

Verlies het veld niet uit het oog. Zorg voor een veilige vliegsnelheid en controleer de snelheid geregeld. Bij het maken van een buitenlanding is het extra belangrijk om de landingschecklist uit te voeren. Doe dit voordat je aan het circuit begint en denk vooral aan het uit doen van het landingswiel.

Vlieg een normaal circuit. Houd rekening met de drie belangrijkste factoren van het circuit: hoogte, afstand en hoek. De hoogte moet je schatten want de hoogtemeter is, na een aantal uren vliegen, waarbij de luchtdruk gewijzigd kan zijn, niet meer betrouwbaar en bij een buitenlanding weet je niet hoe hoog het terrein boven zeeniveau ligt  Als je een vliegcomputer hebt die de hoogte boven de grond weergeeft, kun je die hoogte als hulpmiddel gebruiken. Schat de hoogte en kies je afstand tot het veld zo dat de hoek ten opzichte van je veld circa 30° bedraagt.

 

Vlieg zo ver naast je gekozen veld dat je op het rugwindcheck-punt het veld onder de gewenste hoek schuin naast je ziet. Je bevindt je dan op zo'n 500 m van je veld af. Zit je laag: kruip dan naar je veld toe maar zorg wel voor een voldoende lang final. Vlieg je final met de gewone landingssnelheid (gele driehoek). Bij harde wind en turbulentie neem je natuurlijk meer snelheid. Land als het enigszins kan, met half of twee derde kleppen; je hebt dan reserve en je kunt met meer of minder kleppen de landing op de juiste plaats maken.

Om te controleren of je dit beheerst, kun je op je thuisveld met een instructeur, een checkvlucht maken met een foutieve hoogtemeterinstelling. Zet voor de vlucht de hoogtemeter in de tweezitter op bijvoorbeeld 1030 hPa en na de lierstart op aanwijzing van de instructeur op bijvoorbeeld 1010 hPa. Tijdens de rest van de vlucht kun je de hoogtes dan alleen maar schatten. Zit je erg hoog op circuit dan kun je op het rugwindbeen met de kleppen al enige hoogte 'eraf gooien' en als je laag zit dichter naar je veld kruipen.

DE LANDING

Tijdens het circuit verander je niet meer van landingsveld, ook al lijkt een ander veld nu geschikter. Je hebt nu geen hoogte meer om ook dat veld grondig van boven te beoordelen en de kans op schade is groter. Blijf bij je keuze.

Als je op final obstakels zoals hekken en sloten bent gepasseerd en bij je gekozen landingsveld bent, probeer dan zo snel mogelijk te landen. Voer een normale landing uit en laat het vliegtuig zo kort mogeijk over de grond rollen. Voorkom onnodig uitrollen: dit verkleint de kans dat je een onverwacht obstakel raakt of in een gat rijdt. Houd de vleugels recht totdat je volledig tot stilstand bent gekomen.

Mocht je vleugel toch ergens tegenaan haken, duw dan de stuurknuppel direct helemaal naar voren om de staart van het vliegtuig in een "grondzwaai" te ontlasten. Dit voorkomt grote zijwaartse krachten op de staartconstructie.

NA DE LANDING
Voordat de ophaalploeg arriveert, probeer je de boer te bezoeken. Een zweefvliegtuig veroorzaakt meestal geen schade tijdens een buitenlanding en de meeste boeren vinden het niet erg als je uitlegt waarom je een buitenlanding moest maken. Onthoud dat als je ergens met een zweefvliegtuig landt, je een ambassadeur voor de sport bent. Probeer het meeste uit de situatie te halen, laat ze het zweefvliegtuig zien en maak reclame!